vrijdag 31 mei 2013

Gas terug

George wordt fris uitgeslapen wakker door het geluid van zijn wekker, en niets anders dan zijn wekker. Vogels zijn gelukkig bij wet verboden om zich nog in en rond tuinen te begeven, op straffe van ontsnaveling. Nee, geen wekkerradio waaruit toch alleen maar gezever klinkt, wel een kordate bieptoon die aanzet tot snel ontwaken. Zijn Francine wordt mooi gelijktijdig wakker, en na een routineuze ochtendzoen gaan ze naar de keuken voor het ontbijt. De krant wordt om 7u05 geleverd zoals gestipuleerd in het contract met de krantenjongen. Het ontbijt wordt gesmaakt - echte boter, meneer – en de krant staat vol artikels die George in het gelijk stellen. Alles was vroeger beter en alles gaat naar de kloten. Blijmoedig ruimt hij de tafel af en maakt zich klaar om met zijn eega naar de supermarkt te gaan. Het is zaterdag en de middag nadert. De boordjes in de straat liggen er perfect geknipt bij, geen hondenpoep zover het oog reikt. Sinds het verbod op blaffen is dat ook niet verwonderlijk. In de verte ziet hij nog net een gemeentearbeider wegduiken die zijn zicht zou belemmeren. ’t Is hem vergeven, voor deze keer. Zijn knusse terreinwagen baant zich moeiteloos een weg door de verkeersluwe straten. In zijn wijk geen onbekende nummerplaten meer! 10 kilometer en 30 minuten later bereikt hij zijn bestemming: Delhaize Utopia. Enkel open op zaterdag tussen 11u30 en 12u30, enkel toegankelijk voor zestigplussers, met een totaal verbod op plotse armbewegingen, verheffen van de stem en enthousiast reageren als je een kennis ontmoet. Het winkelen verloopt voorspoedig, al is er bijna een woordenwisseling als Francine voorstelt om eens Werther’s Echte zonder suiker te proberen. Een priemende blik is meer dan voldoende om dit euvel te verhelpen. De kassa’s zijn George’s lievelingsaspect van deze supermarkt. Het plateautje waar je je geld deponeert is extra groot en onderverdeeld per muntstuk. Een waar festijn voor de wisselgeldfanaat. 

Snel naar huis opdat Francine aan het middageten kan beginnen (heerlijke rosbief met groentekrans en kroketjes). Daarna even uitblazen in de zetel en kijken wat er op Één is. Dat treft, ze zenden Cocoon uit! Deze kleine speelsheid in zijn bestaan zal George zich niet laten geworden. Er rest daarna nog tijd genoeg om zijn wekelijkse brieven naar het gemeentebestuur op te stellen. Hij denkt er nu sterk over om het geval met de wegduikende gemeentearbeider te melden. Dergelijke bruuske bewegingen horen niet thuis in het openbaar. Voor het zelfde geld bezeert de man zich en moet hij op kosten van brave burgers zoals George verzorgd worden. Want George weet beter. Die werklieden van tegenwoordig veinzen elke mogelijke aandoening om toch maar op zijn kap te kunnen leven. En hoe vaak ziet hij geen nieuwe gezichten, in kleuren en met haartooien die enkel op zijn misprijzen kunnen rekenen? En… godverdomme, wat is dat lawaai, George? Wie belt er nu op een zaterdagmiddag aan de deur? Zonder eerst iets te vragen? Beladen met al dit onrecht veert George recht en beent naar de voordeur. Langs het raampje spot hij drie meisjes in een uniform van een of andere jeugdbeweging. Van zo’n organisatie die volgens George alleen maar instaat voor het verloederen van de schone deugden en het kapotmaken van alles dat ze tegenkomen, inclusief andere jeugd. En dat stuurt dan zijn leden op om de mensen te gaan lastigvallen. George heeft toch gewerkt voor deze rust! Hij bespiedt ze nog even langs het raam en driing. De bel gaat opnieuw. George krijgt een verschijning. Hij heeft deze dag altijd voorspeld, de dag van de totale afkalving van de normen en waarden zoals hij ze gekend heeft als kind. Die tijd van absolute devotie voor ouders, kerk en staat, waar kattenkwaad gelijk stond aan verbanning uit het dorp. Het spelletje heeft lang genoeg geduurd, denkt George, en hij opent met een ruk de voordeur.

‘Goeiemiddag meneer, wij zijn van de…’
‘Nikste goeiemiddag meneer! Beseffen jullie wel wat jullie doen!? De rust verstoren, dat is wat jullie doen! Rust die ik na vijfendertig jaar hard labeur op het ministerie meer dan verdiend heb! Leren ze dat dan niet meer, op die belachelijke scholen van tegenwoordig? En die fietsen, die mogen daar helemaal niet staan. Zien jullie dat dan niet? Die belemmeren de doorgang op het voetpad!’
Rood aangelopen stormt George zijn tuinpad af, langs de verbouwereerde kindjes heen, en knalt in volle overtuiging tegen een fiets aan. Kermend stort hij ter aarde en grijpt naar zijn knie.
‘Aaahh! Een fiets!? Welk galgenaas heeft die hier gezet!? Dit komt jullie duur te staan! Binnen vijf minuten komt de volgende politiepatrouille, die kent geen genade voor zulke vandalenstreken.’
Terwijl George zijn pijnlijkste grimassen oefent, kijken de meisjes elkaar samenzweerderig aan. En plots veranderen stuk voor stuk in een roze eenhoorn. Luid hinnikend galopperen ze de straat uit.

George schiet wakker. De vogeltjes fluiten. Francine is blijkbaar al koffie aan het zetten want een heerlijke geur maakt zich meester van het huis. Juist, dat is waar ook, straks komen de kleinkinderen ravotten in de tuin.